Sarah Lugthart, theoriedocent bij AKV|St.Joost, reflecteert op de rol van theorie in het maakproces.
Als we met een klas een studio bezoeken kijk ik altijd stiekem even naar de boekenkast. De interessantste studio’s hebben naar mijn idee ook altijd een interessante verzameling: niet alleen maar how to boeken, maar een mix van fictie en non-fictie, geschiedenis. Als een soort database van kennis om uit te putten en inspiratie op te doen. Voor mij is het ook heel vanzelfsprekend. Toch komt de vraag bij studenten, maar ook bij mezelf, regelmatig naar voren: in hoeverre is theorie nodig voor je praktijk als maker.
Ik werd weer herinnerd aan deze vraag bij een seminar over ‘Narrative Structures and Visual Storytelling’ (tijdens ITFS, Stuttgart). Bekend animator Michaela Pavlatova vertelde hier dat ze eigenlijk nooit de theorie achter verhaalstructuren had bestudeerd, of in ieder geval ze nooit bewust had ingezet voor haar films. Maar nu ze terugkeek op haar proces herkende ze toch een 3 acten structuur: beginsituatie, conflict, nieuwe balans. In haar film ‘Repete’ zie je dit bijvoorbeeld mooi terugkomen: koppels zijn verliefd, sleur ontstaat, men breekt uit de sleur en ontstaat een nieuwe ‘balans’/sleur.
Verhalen zijn zo oud als de mens, en verhaalstructuren zitten ingebakken in onze cultuur. Dus voelen die structuren logisch aan, en zelfs als je niet bewust bent van de theorie hierover pas je haar toe. Zelfs als je ze afwijst: Charlie Kaufman wil niets van formules weten, en ziet ze als beperking van de creativiteit. Pavlatova concludeerde uiteindelijk voor haarzelf (en haar studenten) dat theorie haar inzicht geeft in eigen ervaringen en maakproces. Dat laatste staat wel duidelijk voorop.
Een collega die scenariolessen geeft vertelde me eens iets over de relatie tussen intuïtie en kennis: je begint in elke onderwijssituatie als onbewust onbekwaam, dan word je bewust onbekwaam, dan bewust bekwaam en dan onbewust bekwaam. Deze cirkel herhaalt zich constant, omdat je nooit bent uitgeleerd. Kennis komt van buiten, intuïtie is eigenlijk geïnternaliseerde kennis. Op een gegeven moment heb je de kennis verwerkt en hoef je er niet meer over na te denken (net zoiets als auto rijden).
Dit internaliseren is ook eigen maken, en dus niet klakkeloos overnemen. Waar ik studenten altijd voor moet waarschuwen is theorie zien als een recept. Alles doen wat scriptgoeroe Syd Field zegt maakt niet automatisch een goede film. En leren door te maken, door ervaringen op te doen, is ook zeker als kennis opbouwen te zien. Dat is soms ook het misverstand rond vaktheorie, dat het alleen gaat om literatuur bestuderen.
Dat vind ik net motiverend aan het werken aan de academie: theorie blijft geen abstracte toestand, maar zie je vorm krijgen en kun je toepassen in de praktijk. Soms valt dat kwartje pas later en dat is ok. Soms zit het denken alleen maar in de weg en moet je gewoon doen. Het is niet dat men geen werk kan produceren zonder die inzichten. Maar ik ben er wel van overtuigd dat de kennis van vaktheorie helpt om jezelf te kunnen blijven ontwikkelen. Theorie is geen keurslijf of een recept, maar wel een manier om inzicht te verschaffen, om te kunnen reflecteren op wat er gebeurt in het werk. Meer indirect gaat het denk ik ook om het krijgen van een breder perspectief, om door te vragen en te willen blijven leren. Ik moet op mijn beurt ook scherp blijven op het nut van wat ik doe, en bij makers ruimte laten voor intuïtie.