Samenwerking staat centraal tijdens het tweede kwartaal van de Master Animation. Sarah Lugthart, docent bij AKV|St.Joost, vertelt aan KONKAV hoe ze de praktijksituatie inbrengen in de studie door een studio-omgeving te simuleren, geïnspireerd op de creatieve studio’s in de Londense wijk Soho.
De praktijk is de beste leermeester. Ook al is een project of schoolopdracht gebaseerd op een praktijksituatie, het blijft school. De beste studenten doen de opdrachten niet voor jou, maar voor zichzelf. En dan helpt het als ze weten wat er in de praktijk van ze verwacht wordt. Dit geeft ze een bepaalde drive, een ambitie, een richting om naartoe te werken. Je kunt studenten op verschillende manieren kennis laten maken met de praktijk: naar festivals gaan, mensen uit het werkveld uitnodigen voor een gastles, of stage laten lopen. Ik zal omschrijven hoe we het integreren van de praktijk in het programma van de Master Animation hebben aangepakt.
Als opleiding heb je een bepaalde verantwoordelijkheid. De studenten moeten zich binnen de muren van de school veilig kunnen voelen, ze moeten kunnen vallen en weer opstaan. Maar tegelijkertijd moet je studenten weerbaar maken voor de praktijk. Daar moet je een balans in zoeken. We hebben bij de Master Animation net het tweede kwartaal achter de rug, met als thema ‘collaboration’. Sinds twee jaar simuleren we in dit kwartaal een studio-omgeving, geïnspireerd op de creatieve studio’s in de Londense wijk Soho. De studenten werken als groep aan een aantal opdrachten voor opdrachtgevers uit ons netwerk. Op deze manier willen we studenten uit de eerste hand laten ervaren waar ze allemaal tegenaan kunnen lopen in een dergelijke situatie, maar wel binnen een veilige leeromgeving.
Bij de start van het kwartaal krijgen de studenten een lesbrief uitgereikt met de opzet en leerdoelen. Vragen die centraal staan voor de student: Wat is mijn rol in de groep? Wat zijn mijn sterke en zwakke kanten? Hoe kan ik duidelijk communiceren met mijn groep en met de opdrachtgever? Hoe zet ik een pipeline op die voor mij werkt? Hoe weeg ik planning af tegen het concept, oftewel wat is het meest geschikte concept voor deze opdracht in dit timeframe? Dit jaar waren de opdrachtgevers o.a. Submarine, Postpanic en Filmding. We zoeken bij de keuze van opdrachten naar een goede balans tussen ruimte voor eigen invulling en duidelijke kaders, soorten platformen en toepassingen (commercial voor televisie, boektrailer, geanimeerde documentaire en animaties voor meerdere schermen).
De studenten worden aan het begin gevraagd om hun voorkeuren aan te geven. Welke rol willen ze uitdiepen? Welk soort project lijkt ze interessant? Aangezien het masterstudenten zijn, krijgen ze veel eigen verantwoordelijkheid. We hebben ervoor gekozen hen het eerst zelf uit te laten zoeken met hier en daar wat hulp, bijvoorbeeld een goed boek over productie aan te reiken. Ze houden ook zelf contact met de opdrachtgever. Net als in het echt krijgen ze een aantal opdrachten meteen, andere komen pas later binnen, zodat men ook moet leren schakelen en tijdmanagement van belang wordt. Ze pitchen hun plannen bij de klant zelf, en presenteren daar ook weer het eindproduct. Ze houden een ‘making of’ bij van het maakproces, en reflecteren op gemaakte keuzes.
In dit kwartaal zien we altijd heel veel tegelijk gebeuren: de studenten leren elkaar goed kennen, en botsen tegen hun eigen beperkingen op. Zeker de studenten in de rol van producent hebben het lastig: ze moeten hun medestudenten aansturen en daarbij diplomatiek zijn. Met de stemming en groepsdynamiek staat of valt een project. Doordat de studenten direct contact houden met de opdrachtgever, groeien ze ook enorm in het aannemen van een volwassen en professionele houding. Eigen verantwoordelijk staat voorop: de student leert om eigen belangen en eigen leerdoelen af te wegen tegen ‘the greater good’. Dit gaat meestal niet zonder slag of stoot, maar als je een duurzame praktijk wilt ontwikkelen, moet je nu eenmaal eigen ontwikkeling leren combineren met toezeggingen doen als je in opdracht werkt. Postpanic is wat dat betreft een ideale opdrachtgever: ze weten als geen ander dat je die twee dingen in balans moet houden. Een titel van een workshop die ze gaven was dan ook ‘How to not sell your soul in a commercial context.’ Technisch leren de studenten natuurlijk ook enorm veel, met name rond het opzetten van een werkbare pipeline. Maar dit kwartaal richt zich vooral op de zogenaamde soft skills (communicatie onderling, werken in groep), minder op de hard skills (technische kennis).
Ook wij als opleiding leren veel van dit kwartaal, met name wat betreft didactiek en begeleiding. Waar laat je dingen gebeuren, waar grijp je in? Ook merken we dat de opdrachtgevers die meedoen meer moeten zijn dan puur opdrachtgever: ze zijn een partner in het onderwijsprogramma. De studenten hebben er het meeste aan als de opdrachtgever kritisch is en een beetje terug duwt: als de opdracht te vrij is, leren ze er minder van.
Voor ons is dit kwartaal altijd een van de hoogtepunten. Je ziet studenten grote stappen maken, er komt veel energie vrij. We zijn ervan overtuigd dat een intensieve samenwerking met de praktijk essentieel is om de student voor te bereiden op de echte wereld buiten school. Als een producer van Postpanic aangeeft dat een concept dat gepitcht wordt niet werkt en ook uitlegt waarom niet, dan maakt dat nu eenmaal meer indruk dan wanneer een docent dat doet. De studenten weten na dit kwartaal beter wat ze waard zijn, en waar ze aan moeten denken als ze hun afstudeerfase ingaan.
Meer over de Master Animation.